Een zelfstandig werkende tandarts had een bedrag van € 50.000 aan tijdelijk overtollige liquide middelen van zijn praktijk uitgeleend aan een financieel adviseur. Dat bedrag werd niet terugbetaald. Uiteindelijk werd de adviseur failliet verklaard. De tandarts wilde het verlies ten laste van de winst uit onderneming brengen. Daarvoor is vereist dat de vordering tot zijn ondernemingsvermogen behoorde. De tandarts stelde zich op het standpunt dat sprake was van keuzevermogen. Voor dat geval moest worden onderzocht hoe de tandarts de wil om dit bedrag tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen heeft laten blijken. Het bedrag stond noch als lening, noch als vordering op de balansen van de onderneming over de boekjaren 2002 en 2003. Volgens de rechtbank volgde daaruit dat de tandarts had besloten om het bedrag niet tot het ondernemingsvermogen te rekenen. In de jaarrekening 2002 is het bedrag als onttrekking verwerkt. De afwaardering van dit bedrag tot nihil kwam niet ten laste van het resultaat.