In de arbeidsovereenkomst van een werknemer was een concurrentiebeding opgenomen. Dat beding verbood de werknemer om tijdens het dienstverband en binnen 18 maanden na afloop daarvan werkzaamheden te verrichten waarmee hij de werkgever concurrentie zou aandoen. Bij overtreding van dit verbod verbeurde de werknemer een boete van € 1.135 per overtreding en per dag dat de overtreding voortduurde.

Nadat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 1999 was beëindigd, begon de werkgever een procedure tegen de werknemer wegens schending van het concurrentiebeding. De procedure eindigde met een minnelijke regeling op grond waarvan de werknemer een bedrag van € 13.614 aan de werkgever moest betalen. Hof Amsterdam was van oordeel dat dit bedrag negatief loon vormde, omdat de verplichting tot betaling daarvan direct voortvloeide uit de arbeidsovereenkomst. Negatief loon vermindert het belastbare inkomen. De Hoge Raad is het met het oordeel van het hof eens.