De staatssecretaris stelt geen cassatieberoep in tegen een uitspraak van Hof Leeuwarden over de afwaardering van een vordering van een belegger op een malafide vermogensbeheerder.

Het hof was van oordeel dat de waarde van de vordering per 31 december 2004 en per 1 januari 2005 moest worden bepaald op grond van de werkelijke financiële omstandigheden van de vermogensbeheerder op de peildata. Daarbij moest rekening worden gehouden met gegevens die pas na de peildatum bekend werden voor zover deze licht konden werpen op de toestand op de peildatum. De staatssecretaris is van mening dat het hof is uitgegaan van een juiste rechtsopvatting. Uit een FIOD-onderzoek dat begin 2005 is uitgevoerd, kwam naar voren dat de vermogensbeheerder de inleggelden hoofdzakelijk besteedde aan het uitbetalen van hoge rendementen en aan de terugbetaling van ingelegde gelden aan andere inleggers.

De vermogensbeheerder kon op deze wijze niet aan zijn financiële verplichtingen voldoen.