Sommige levensverzekeringsmaatschappijen hebben collectieve compensatieregelingen getroffen voor bestaande kapitaal- en lijfrenteverzekeringen die gekoppeld zijn aan beleggingen. De compensatie betreft een verlaging met terugwerkende kracht van de kosten of een verlaging van de premies voor risicodekkingen. De compensatie kan bestaan uit een betaling ineens of een bijboeking op de waarde van nog lopende verzekeringen, een betaling ineens aan de verzekeringnemer bij reeds beëindigde of aan een andere verzekeraar overgedragen verzekeringen en/of een verlaging voor de toekomst van de kosten of de premies voor bepaalde risicodekkingen van nog lopende verzekeringen. De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit de fiscale gevolgen van deze compensatieregelingen uiteengezet.
Voor lopende polissen, zowel van kapitaalverzekeringen als van lijfrenten, zijn er geen fiscale gevolgen verbonden aan verhogingen van de verzekerde rechten ter compensatie van in het verleden betaalde te hoge kosten. Die verhogingen leiden te zijner tijd wel tot hogere (belaste) uitkeringen.
Als een nabetaling betrekking heeft op een geëxpireerde of afgekochte verzekering zijn daarop voor de heffing van de inkomstenbelasting dezelfde bepalingen van toepassing als op de eerdere uitkering. De verzekeringsmaatschappij moet de nabetaling melden bij de belastingdienst. Bij een lijfrente kan inhouding van loonbelasting aan de orde zijn.
Een nabetaling die betrekking heeft op een nog lopende verzekering die aan een andere verzekeraar of een bank is overgedragen vormt een gedeeltelijke afkoop. De staatssecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat de nabetaling wordt aangemerkt als een reguliere verzekeringsuitkering en niet als een gedeeltelijke afkoopsom. Voor kapitaalverzekeringen geldt dat de nabetalingen niet leiden tot het verlies van bestaande rechten op vrijstelling van toekomstige kapitaalsuitkeringen.
Voor kapitaalverzekeringen kunnen premieverlagingen en een verhoging van de verzekerde rechten gevolgen hebben voor het recht op vrijstelling van de kapitaalsuitkering en voor de eerbiedigende werking van vóór 2001 gesloten contracten. Voor het recht op vrijstelling van een kapitaalsuitkering moeten de betaalde premies per verzekeringsjaar binnen een bepaalde bandbreedte blijven. Als de bandbreedte bij een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) al volledig is benut, heeft een verlaging van de premie verlies van de vrijstelling van de kapitaalsuitkering en onmiddellijke afrekening over de waarde van de KEW en overgang naar box 3 tot gevolg. De staatssecretaris wil dat voorkomen. Een overschrijding van de bandbreedte die alleen het gevolg is van het verlagen van de premie door de compensatieregeling is niet in strijd met de voorwaarden voor vrijstelling van de kapitaalsuitkering. Voor de toekomst mag voor de bandbreedte-eis als laagste premie worden uitgegaan van de premie zoals die na de compensatieregeling is overeengekomen.
Andere compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen kunnen worden voorgelegd aan de Kennisgroep Verzekeringsproducten van de belastingdienst.
De staatssecretaris heeft het besluit uit 2009 aangepast in verband met compensatieregelingen die betrekking hebben op goudenhanddrukstamrechten bij levensverzekeraars. Het besluit is van overeenkomstige toepassing voor dergelijke stamrechten.