Het rendabel maken van vermogensbestanddelen door ze, al dan niet tegen vergoeding, ter beschikking te stellen aan een BV waarin de eigenaar van de vermogensbestanddelen een aanmerkelijk belang heeft, is belast in box 1 als resultaat uit werkzaamheid.

De winst die wordt behaald met de verkoop van een ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel is onderdeel van het resultaat van de werkzaamheid. Het verlenen van een koopoptie op een dergelijk vermogensbestanddeel is een handeling die een aanzet kan zijn tot verkoop. Daarom is de optiepremie op enig moment belast. Bij uitoefening van de optie is de verkoopopbrengst gelijk aan de ontvangen optiepremie vermeerderd met de optie-uitoefenprijs. Tegenover de ontvangen optiepremie staat de verplichting om het vermogensbestanddeel te leveren voor de overeengekomen prijs. De optiepremie en de verplichting zullen bij het aangaan van de overeenkomst aan elkaar gelijk zijn. Deze verplichting verdwijnt een keer uit het werkzaamheidsvermogen, hetzij door uitoefening van de optie, hetzij door het verstrijken van de optietermijn of door het afkopen van de optie.

Een aanmerkelijk belanghouder die in december 2000 een optie tot koop had verleend voor het door hem aan zijn BV ter beschikking gestelde pand moest op 1 januari 2001 het pand en de verplichting tot nakomen van de optie tot zijn werkzaamheidsvermogen rekenen. Omdat de waarde in het economische verkeer van de verplichting op 1 januari 2001 gelijk was aan de ontvangen optiepremie, heeft de inspecteur bij de afkoop van de optieverplichting terecht het verschil tussen de boekwaarde van de vrijgevallen verplichting en het bedrag van de afkoopsom gerekend tot het inkomen uit werk en woning van de aanmerkelijk belanghouder.