Het vermogen van een particulier, voor zover dat niet is toe te rekenen aan box 1 of box 2, is in box 3 belast. Na het overlijden gaat het vermogen over op de erfgenamen, die over hun aandeel in de verkrijging erfbelasting moeten betalen. Ter voorkoming van belastingheffing zowel bij leven als bij overlijden zoeken veel mensen naar wegen om het vermogen over te hevelen naar een ander, zonder de zeggenschap over het vermogen te verliezen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een trust of een Antilliaanse stichting particulier fonds (spf). Anders dan de stichting naar Nederlands recht mag een spf uitkeringen doen aan haar oprichters. Sinds 1 januari 2010 is een dergelijke constructie fiscaal transparant. Dat houdt in dat het vermogen wordt toegerekend aan de inbrenger.
Een inwoonster van België liet op Curaçao een spf oprichten. De inbreng van vermogen in de spf gebeurde via een in België belastingvrije handgift.
Volgens de statuten van de spf had de oprichter de bevoegdheden van de raad van toezicht zolang deze raad nog niet was ingesteld. De oprichter kon schriftelijk wensen kenbaar maken aan het bestuur van de spf, maar het bestuur was niet verplicht zich daaraan te houden.
Volgens de belastingdienst had de oprichtster de zeggenschap over het ingebrachte vermogen behouden en moest de spf als fiscaal transparant beschouwd worden. Uit de feiten bleek dat het bestuur steeds onmiddellijk de wensen van de oprichtster uitvoerde. Volgens de rechtbank kon de oprichtster na de inbreng van haar vermogen in de spf tot aan het moment van schenking van het vermogen aan haar dochter, daarover beschikken en heeft zij dat ook feitelijk gedaan. Het vermogen van de spf was dan ook onderdeel van de rendementsgrondslag van box 3.