De eigenaar van een verhuurde watermolen leed schade door werkzaamheden van het waterschap. De schade werd gedeeltelijk hersteld. De huurder had de betaling van herstelwerkzaamheden voorgeschoten. De eigenaar betaalde het voorschot terug uit een ontvangen schadevergoeding. De herstelkosten waren niet aftrekbaar omdat zij uit de - onbelaste - schadevergoeding konden worden betaald. Het vonnis van de rechtbank waarbij het waterschap tot schadevergoeding was veroordeeld werd in hoger beroep door het hof vernietigd. De eigenaar van de molen betaalde de schadevergoeding terug. De eigenaar trok de terugbetaling van de schadevergoeding af van zijn inkomen in het jaar van terugbetaling. Na vernietiging van het arrest van het hof door de Hoge Raad werd de schadevergoeding in 2000 opnieuw aan de eigenaar betaald. Deze betaling rekende de eigenaar niet tot zijn inkomen. De inspecteur corrigeerde de aangifte en telde de schadevergoeding bij het inkomen. Hof Den Bosch was van oordeel dat de aanvankelijke schadevergoeding onbelast was omdat deze betrekking had op nog te maken onderhoudskosten. De terugbetaling van de schadevergoeding was volgens het hof niet aftrekbaar omdat het een onbelaste vergoeding betrof. De hernieuwde ontvangst van de schadevergoeding was volgens het hof eveneens onbelast. Volgens de Hoge Raad kon de in 2000 ontvangen schadevergoeding slechts tot het inkomen van dat jaar worden gerekend voor zover er eerder gemaakte aftrekbare kosten tegenover stonden. Dat was het geval tot het bedrag van de door de eigenaar gemaakte herstelkosten. Door de eerdere terugbetaling van de schadevergoeding drukten deze kosten immers op de eigenaar. De uitspraak van Hof Den Bosch is daarom door de Hoge Raad vernietigd. Hof Arnhem moet na verwijzing onderzoeken in hoeverre de schadevergoeding met een beroep op het vertrouwensbeginsel onbelast is.