De staatssecretaris van Financiën heeft in de Memorie van Antwoord gereageerd op vragen die in de Eerste Kamer zijn gesteld bij de behandeling van het Belastingplan 2010.

Een van de onderwerpen die aan de orde is gesteld is een faciliteit voor de schenking van een tbs-pand. De suggestie is gedaan om één lijn te trekken met de doorschuiffaciliteiten voor aanmerkelijkbelangaandelen in de inkomstenbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet. Bij de schenking van een onroerende zaak is er geen doorschuiffaciliteit in de tbs-regeling. De staatssecretaris ziet daar ook geen aanleiding toe. De doorschuifregeling bij schenken van aanmerkelijkbelangaandelen is bedoeld om de economische bedrijvigheid ongehinderd voort te zetten.

Met ingang van 1 januari 2010 kwalificeert een ter beschikking gestelde onroerende zaak voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Wordt door de ouderlijke boedelverdeling de onroerende zaak aan de langstlevende ouder toebedeeld, dan krijgen de kinderen een onderbedelingsvordering die daarmee correspondeert. De staatssecretaris zal de omissie in de wetgeving betreffende de erf- en schenkbelasting herstellen, waardoor voor onderbedelingsvorderingen ook in dit geval de betalingsfaciliteit uit de Invorderingswet geldt.

 

In het jaar 2010 komt er een eenmalige faciliteit voor de inbreng van een tbs-pand in een BV. De achtergrond voor deze faciliteit is dat op 1 januari 2001 bestaande gevallen automatisch in de tbs-regeling terecht zijn gekomen. De betreffende belastingplichtigen kunnen alleen onder de tbs-regeling uit komen door het pand in te brengen in een BV. Dat heeft tot gevolg dat overdrachtsbelasting en mogelijk inkomstenbelasting betaald moet worden. Door de eenmalige inbrengfaciliteit wordt die voorkomen. Voor deze faciliteit geldt dat de terbeschikkingsteller tenminste 90% van de aandelen in de BV moet houden. Wanneer iemand een tbs-pand inbrengt in een BV met meerdere aandeelhouders wordt de inkomstenbelastingclaim van de inbrenger voor een deel doorgeschoven naar de andere aandeelhouders. Dat doet zich niet voor wanneer de BV een aandeelhouder heeft. De staatssecretaris vindt de 90%-eis gerechtvaardigd. Wanneer een belastingplichtige na de inbreng van het pand niet voor tenminste 90% aandeelhouder zou zijn, kan hij de inbrengfaciliteit toepassen door het pand niet in de bestaande BV in te brengen maar in een door hem op te richten BV die het pand gaat verhuren aan de BV waarin de onderneming wordt gedreven.