Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde daarvan in het economische verkeer. Een werknemer die aandelen krijgt van zijn werkgever geniet loon. De hoogte van dat loon is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van de aandelen. Daarover moet loonbelasting worden betaald. Wanneer de werknemer de aandelen gedurende een bepaalde periode niet kan vervreemden heeft dat een waardedrukkend effect.

In een procedure ging het om werknemers die aandelen verkregen met een zogenaamde lock-up van 5 jaar. In die periode konden de werknemers de aandelen niet verkopen. De vraag was hoe groot het waardedrukkende effect van de lock-up was.

De belastingdienst vond een afwaardering van 12,5% van de beurskoers voldoende als waardedrukkend effect. De werkgever berekende het waardedrukkende effect aan de hand van de waarde van een putoptie met een uitoefenprijs die gelijk was aan de beurskoers op het moment van verkrijging en een looptijd van 5 jaar. Dat leidde tot een afwaardering van 34% van de beurskoers. Volgens de rechtbank moest de belastingdienst de waarde van de aandelen in het economische verkeer aannemelijk maken. Daarin slaagde de belastingdienst niet omdat iedere onderbouwing voor de door de belastingdienst afwaardering van 2,5% per geblokkeerd jaar ontbrak.

De rechtbank vond ook de putoptiemethode niet de juiste methode om het waardedrukkende effect van de lock-up te bepalen. De rechtbank stelde de waarde daarom bij wijze van schatting vast. De rechtbank vond een afwaardering van 18% van de beurskoers redelijk.