Het Burgerlijk Wetboek bevat een definitie van de arbeidsovereenkomst. Dat is de overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Essentieel voor een dienstbetrekking zijn de volgende drie elementen:
a. de verplichting van de werknemer tot het persoonlijk verrichten van arbeid;
b. de gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer;
c. de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
Als aan deze elementen is voldaan, is sprake van een dienstbetrekking.
Het ontbreken van een gezagsverhouding tussen een stichting en zeven beheerders leidde ertoe dat er geen dienstbetrekkingen waren. De stichting verzorgde cursussen. De beheerders waren tijdens de lessen in het gebouw aanwezig en verrichtten dan enkele eenvoudige werkzaamheden. Iedere vorm van controle op de uitvoering van de werkzaamheden door de stichting ontbrak. De werkzaamheden namen maar een beperkt deel van de avond in beslag, waardoor de beheerders het merendeel van de avond vrij waren in de wijze waarop zij de avond doorbrachten, zolang zij maar in of rond het gebouw waren. De werkzaamheden hoefden niet persoonlijk te worden verricht.
Evenmin was sprake van een fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet LB 1964. Een arbeidsverhouding wordt aangemerkt als een dienstbetrekking wanneer iemand persoonlijk arbeid verricht op ten minste 2 dagen per week tegen een bruto-inkomen van ten minste 2/5 van het wettelijke minimumloon.
De belastingdienst slaagde er niet in aannemelijk te maken dat de beheerders doorgaans op ten minste twee dagen per week werkzaam waren.