Wie werkzaamheden verricht voor de BV waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, valt onder de gebruikelijkloonregeling. In concernsituaties moet de gebruikelijkloonregeling per dienstbetrekking worden toegepast.

Een dga die zowel voor de beheermaatschappij als voor de werkmaatschappij werkte, moest voor beide dienstbetrekkingen tenminste een gebruikelijk loon verdienen. De werkzaamheden voor de beheermaatschappij waren echter van ondergeschikte aard en beperkt in omvang. De rechtbank beperkte het gebruikelijk loon tot een bedrag van ongeveer € 2.000.

De belastingdienst wilde het gebruikelijk loon voor de dienstbetrekking bij de werkmaatschappij stellen op 70/40 van € 38.118 (het destijds geldende minimum). De vermenigvuldigingsfactor kwam voort uit de omstandigheid dat de dga meer dan fulltime voor die vennootschap werkte.

Omdat de BV geen correcte aangifte had gedaan was als sanctie de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Toch moest de belastingdienst aannemelijk maken dat het gebruikelijk loon op een hoger bedrag dan € 38.118 gesteld moest worden. De rechtbank achtte de belastingdienst daar niet in geslaagd. De belastingdienst had geen vergelijking gemaakt met soortgelijke dienstbetrekkingen.

Vervolgens slaagde de BV niet in het bewijs dat het gebruikelijk loon lager was dan € 38.118.

De rechtbank was van oordeel dat totaal genoten loon moest worden gesteld op een bedrag van € 40.000.