Tot 1 januari 2006 werd het privégebruik van een auto van de zaak via de inkomstenbelasting belast. De belastingplichtige moest een percentage van de catalogusprijs van de auto bij zijn inkomen tellen en daarover inkomstenbelasting betalen. De bijtelling werd verminderd met de eigen bijdrage voor het privégebruik.
Een leasemaatschappij had een creatieve methode bedacht om de bijtelling te drukken en de berijder na afloop van het leasecontract in staat te stellen de auto voor een relatief lage prijs over te nemen. De als eigen bijdrage aangemerkte betalingen kwamen niet in mindering op de kosten die de werkgever maakte voor de auto, maar werden doorbetaald aan de leasemaatschappij als een vooruitbetaling op de overnamesom. Nadat de belastingdienst deze constructie had ontdekt, legde zij navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op aan een deelnemer aan deze constructie. Deze persoon had in een reeks van jaren per saldo geen bijtelling aangegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting. De rechtbank was van oordeel dat de belastingdienst mocht navorderen en accepteerde de betalingen aan de werkgever niet als eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto. In hoger beroep heeft Hof Arnhem de uitspraak van de rechtbank bevestigd.