Een organisator van tenniswedstrijden betaalde startgeld aan enkele deelnemers zonder daarop loonbelasting in te houden en af te dragen. De belastingdienst legde daarom een naheffingsaanslag op. De startgelden werden betaald aan EU-onderdanen en niet EU-onderdanen. In totaal ging het om een bedrag van € 124.250. Op dat bedrag mocht op grond van de zogenoemde kleine vergoedingsregeling per deelnemer en per jaar een bedrag van € 136 in mindering worden gebracht.
De organisator meende dat naheffing over de startgelden voor buitenlandse tennissers niet was toegestaan omdat op het prijzengeld meer loonbelasting was ingehouden en afgedragen dan de verschuldigde inkomstenbelasting. De inspecteur vond het opleggen van een naheffingsaanslag gerechtvaardigd vanwege het karakter van de loonbelasting als voorheffing en vanwege de mogelijkheid een verzuimboete op te leggen.
Hof Amsterdam was van oordeel dat naheffing was toegestaan gelet op het karakter van de loonbelasting als verrekenbare voorheffing op de inkomstenbelasting.