Het is mogelijk om een onderneming zonder heffing van inkomstenbelasting in te brengen in een BV. Deze wijze van inbreng staat bekend onder de naam geruisloze inbreng. Per 1 januari 2001 bestaat de mogelijkheid om geruisloos de BV te verlaten en de onderneming voor eigen rekening voort te zetten. Bij de inbreng van de onderneming kan een lijfrenterecht worden bedongen van de BV als tegenprestatie voor een opgebouwde oudedagsreserve. Bij gebruikmaking van de terugkeerfaciliteit kan het recht op lijfrente worden gebruikt als extra toevoeging aan de oudedagsreserve.
In een procedure was in geschil tot welk bedrag een extra toevoeging kan worden gedaan. De verplichting bedroeg bij de inbreng van de onderneming € 54.690. Door toevoeging van rente was de verplichting ten tijde van de terugkeer uit de BV opgelopen tot € 69.200. Hof Arnhem meende dat de wet niet toestond om een extra toevoeging aan de nieuw te vormen oudedagsreserve te doen voor het bedrag van de oprenting. Het hof vond een andere uitleg onwaarschijnlijk aangezien een oudedagsreserve onder de inkomstenbelasting niet kan toenemen door oprenting.
Volgens de Hoge Raad is de enige beperking die de tekst van de wet aanbrengt dat het moet gaan om een lijfrente die in het kader van de afname van een oudedagsreserve van de belastingplichtige is gevormd. Het volledige bedrag van de lijfrenteverplichting mag aan de oudedagsreserve worden toegevoegd.