Een BV had een in 1995 door het ministerie van Economische Zaken verstrekt technisch ontwikkelingskrediet als schuld op haar balans opgenomen. Volgens de kredietovereenkomst hoefde het krediet niet te worden terugbetaald voor zover het na 10 jaar nog niet was afgelost. In een beschikking van 2006 deelde SenterNovem mee dat de BV aan alle verplichtingen uit de kredietovereenkomst had voldaan, dat de overeenkomst was beëindigd en dat het per 31 mei 2006 openstaande kredietbedrag van ruim € 460.000 niet terug betaald hoefde te worden. De BV merkte de vrijval van het krediet aan als vrijgestelde kwijtscheldingswinst. De inspecteur accepteerde dat niet en merkte de vrijval aan als belaste winst.

De rechtbank vond dat het krediet terecht was gepassiveerd, maar dat geen sprake was van kwijtscheldingswinst. Volgens de kredietovereenkomst moest de BV voor het laatst over 2005 rente en aflossing betalen. Eind 2005 had het ministerie van Economische Zaken geen recht meer op aflossing van het krediet of op betaling van de rente. Er was op dat moment geen recht meer dat kon worden prijsgegeven. Er was dus niet kwijt gescholden en dus geen sprake van kwijtscheldingswinst.