Naar aanleiding van een aflevering van het TV-programma Radar over het investeren in schepen zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën.
Anders dan de vragensteller meende had het programma geen betrekking op de scheepvaart-CV’s, maar op scheepvaartmaatschappen. In zijn antwoord geeft de staatssecretaris een voorbeeld, waar een participant voor € 25.000 deelneemt in een scheepvaartmaatschap. De eigen inleg (deelname in het eigen vermogen) bedroeg € 10.000; het aandeel in de scheepshypotheek € 15.000. De staatssecretaris berekent dat bij willekeurige afschrijving van het schip in twee jaar de belastingvermindering hoger kan zijn dan het bedrag van de inleg. Het bedrag van de inleg moet echter niet verward worden met het bedrag van de investering.
Voor de afschrijving maakt het niet uit of de investering is gefinancierd met eigen of vreemd vermogen. De hele waardedaling van het bedrijfsmiddel vormt een kostenpost. Willekeurige of normale afschrijving heeft geen invloed op de hoogte van de totale afschrijving, alleen op het moment waarop deze bereikt wordt.
Het gebruik van willekeurige afschrijving door zeescheepvaartmaatschappen is geen onbedoeld gebruik.