Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG hebben ondernemers die btw-plichtig zijn de keuze om investeringsgoederen die zowel zakelijk als privé worden gebruikt te behandelen als goederen van de onderneming. In dat geval is de btw die bij de aanschaf betaald wordt direct en in zijn geheel als voorbelasting aftrekbaar.
Tegenover het recht op aftrek van voorbelasting staat de verplichting om btw te betalen over de uitgaven die voor het gebruik van het investeringsgoed voor andere dan bedrijfsdoeleinden zijn gemaakt. De aftrek van voorbelasting kan zijn beperkt of zelfs uitgesloten in de nationale wetgeving. De Zesde EG-richtlijn staat alleen aftrekbeperkingen toe in de nationale wetgeving die al bestonden op het moment van invoering van de Zesde EG-richtlijn. Dat mogen echter alleen aftrekbeperkingen zijn voor bepaalde goederen. Het is dus niet toegestaan dat de lidstaten alle goederen uitsluiten van aftrek voor zover zij privé worden gebruikt.
Nederland heeft in het Besluit Uitsluiting Aftrek (BUA) een aantal aftrekbeperkingen opgenomen. Het BUA bevat onder meer een gedeeltelijke aftrekbeperking voor goederen en diensten die worden gebruikt voor het geven van gelegenheid tot privévervoer. Volgens deze bepaling is de btw aftrekbaar voor zover deze op het moment van eerste ingebruikneming toerekenbaar is aan het zakelijke gebruik. De vraag is of dat in strijd is met de Zesde EG-richtlijn. De Hoge Raad heeft deze vraag aan het Hof van Justitie EG voorgelegd. In aanvulling hierop heeft Hof Amsterdam de vraag voorgelegd of de aftrekbeperkingen uit het BUA voor het verstrekken van spijs en drank aan personeel, relatiegeschenken, huisvesting en ontspanning van personeel wel voldoende bepaald zijn. Daarnaast wil Hof Amsterdam graag antwoord op de vragen of een gedeeltelijk aftrekverbod is toegestaan en of een forfaitaire aftrekbeperking die in bepaalde gevallen mogelijk de aftrek verder beperkt dan aanvankelijk was geregeld wel is toegestaan. Het Hof van Justitie EG is van oordeel dat de aftrekbeperkingen van het BUA niet in strijd zijn met het EG-recht.
Ook de aftrekbeperking voor de omzetbelasting bij de aanschaf van goederen voor gemengd zakelijk en privégebruik naar rato van het zakelijk gebruik is niet in strijd met EG-recht. Tot slot is het Hof van Justitie EG van oordeel dat een na de inwerkingtreding van de Zesde EG-richtlijn aangebrachte wijziging in de aftrekbeperking is toegestaan als de bedoeling van de wijziging is de reikwijdte van de beperking te verkleinen. Dat geldt ook wanneer niet kan worden uitgesloten dat in een individueel geval de werkingssfeer van de aftrekbeperking is uitgebreid.