Een manegebedrijf liet een nieuw bedrijfscomplex bouwen met ondermeer een paardenstal met 28 paardenboxen. Twintig paardenboxen waren bestemd voor de btw-vrijgestelde verhuur. De andere acht boxen waren bestemd voor het stallen van eigen paarden.
Bij de oplevering van het complex merkte het bedrijf de ingebruikneming van de twintig boxen met de bestemming vrijgestelde verhuur en een evenredig gedeelte van de rijhal en de ondergrond aan als een interne levering. In verband daarmee werd een bedrag van € 10.521 aan omzetbelasting op aangifte voldaan.
Na een boekenonderzoek legde de belastingdienst een naheffingsaanslag op met betrekking tot de interne levering. Volgens de belastingdienst was minder belasting verschuldigd dan was voldaan, maar had het bedrijf geen recht op aftrek van voorbelasting. Per saldo bedroeg de naheffingsaanslag € 3.465. Na bezwaar verviel de correctie op de voorbelasting, maar verhoogde de inspecteur de verschuldigde omzetbelasting voor de interne levering omdat alle paardenboxen onder de landbouwregeling vielen.
Volgens Hof Den Haag mocht het manegebedrijf erop vertrouwen dat de inspecteur eerder het standpunt had ingenomen dat de paardenboxen niet onder de landbouwregeling vielen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken liet het hof de toepassing van de interne levering wegens strijd met de zesde btw-richtlijn buiten toepassing. Alleen voor de twintig verhuurde paardenboxen was de aftrek van voorbelasting uitgesloten. Het hof vernietigde de naheffingsaanslag.