Het geven van de gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden, valt onder het lage tarief van de omzetbelasting. Een jachthaven voor passanten is een bedrijf dat valt binnen de kaders van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf. De vraag was of het bedrijf gelegenheid tot kamperen bood en daarmee het lage tarief kon toepassen. De feitelijke werkzaamheden bestonden uit het tegen vergoeding ter beschikking stellen van ligplaatsen voor vaartuigen voor een korte periode. De lengte van het vaartuig was bepalend voor de hoogte van de vergoeding. Wanneer een passant de toegewezen plaats met zijn vaartuig verlaat, kan hij bij terugkomst op die plaats geen aanspraak maken, maar wordt hem opnieuw een plaats aangewezen. Daarnaast bood de exploitant aan de opvarenden toegang tot sanitaire voorzieningen, een wasserette, een winkel en een brandstofstation. Het gebruik van het sanitair was begrepen in de vergoeding voor de ligplaats. Voor andere voorzieningen moest extra worden betaald.
Al in 1978 heeft de Hoge Raad beslist dat het verstrekken van ligplaatsen aan passanten in het normale spraakgebruik niet valt onder het begrip “het geven van gelegenheid tot kamperen”. De opvatting van de Hoge Raad is bevestigd in een arrest van het Hof van Justitie EG uit 2005. Volgens dat arrest is de verhuur van ligplaatsen voor boten met aanvullende diensten te vergelijken met de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen. De verhuur van parkeerruimte valt niet onder het lage tarief omzetbelasting.
Hof Amsterdam is van oordeel dat deze arresten niet door de tijd achterhaald zijn. Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal omschrijft kamperen als ‘het in een tent of een caravan verblijven’. Het woord ‘waterkamperen’ is in dat woordenboek niet opgenomen. Het hof onderkent dat de exploitant passanten de gelegenheid biedt op hun aangelegde vaartuig de nacht door te brengen, maar vindt niet dat het ter beschikking stellen van een ligplaats daarom valt onder het begrip gelegenheid geven tot kamperen. Het hof vindt het verschil in karakter tussen een pleziervaartuig en een tent of een caravan bepalend. Een pleziervaartuig ontleent zijn recreatieve waarde in de eerste plaats aan de mogelijkheid zich op een recreatieve wijze te verplaatsen. Dat geldt niet voor een tent of een caravan. De waarde daarvan ligt in de eerste plaats in het verblijf ter plaatse.