Ondernemers moeten omzetbelasting in rekening brengen aan hun afnemers. De belasting die andere ondernemers aan een ondernemer in rekening brengen kan door deze ondernemer als voorbelasting worden verrekend. De aftrek van voorbelasting vindt plaats in het tijdvak van aangifte waarin die belasting door andere ondernemers in rekening is gebracht op een factuur. Belasting die in eerdere tijdvakken in rekening is gebracht kan niet in een later tijdvak alsnog in aftrek worden gebracht. Een ondernemer kan ervoor kiezen om investeringsgoederen die zowel zakelijk als privé worden gebruikt tot het ondernemingsvermogen te rekenen. De omzetbelasting op dergelijke goederen komt dan in aanmerking voor aftrek als voorbelasting. De keuze om een onroerende zaak als bedrijfsvermogen te etiketteren en de voorbelasting in aftrek te brengen kan uiterlijk in het aangiftetijdvak waarin de laatste bouwtermijn in rekening is gebracht worden gemaakt.
Voor investeringsgoederen geldt een herzieningsregeling voor de aftrek van voorbelasting. Deze regeling houdt in dat de aftrek van voorbelasting kan worden aangepast aan het gebruik dat van een investeringsgoed wordt gemaakt. De herzieningsregeling is niet bedoeld als een tweede aftrekmogelijkheid voor voorbelasting die niet in het juiste tijdvak in aftrek is gebracht. Dat geldt ook wanneer een onroerende zaak bij ingebruikneming als ondernemingsvermogen wordt geëtiketteerd. De voorbelasting kan dan niet via herziening alsnog worden teruggevraagd.