De Wet op de Omzetbelasting kent een hoog en een laag tarief. Daarnaast geldt voor diverse prestaties een vrijstelling. Vanwege de verschillen in behandeling kan het interessant zijn om prestaties die uit meerdere elementen bestaan te splitsen in verschillende prestaties of juist als één prestatie aan te merken. Dat hangt met name af van het tarief dat van toepassing is op het grootste deel van de prestatie(s). Het Hof van Justitie EG heeft in zijn arrest Card Protection Plan uit 1999 duidelijk aangegeven hoe moet worden beoordeeld of sprake is van één of van meerdere prestaties. Als sprake is van een hoofdprestatie met een of meer bijkomende prestaties, die voor de klant geen doel op zich vormen maar een middel om de hoofdprestatie zo aantrekkelijk mogelijk te maken, delen de bijkomende prestaties het fiscale lot van de hoofdprestatie.
De rechtbank Haarlem was van oordeel dat de businessclub- en logepakketten die een professionele voetbalclub verkocht bijkomende prestaties waren. De hoofdprestatie was het verlenen van toegang tot de voetbalwedstrijd. Op de hoofdprestatie was het lage tarief van toepassing. Dat gold dus ook voor de bijkomende diensten. De belastingdienst had aangevoerd dat de afnemer van een van deze pakketten het tienvoudige betaalde van de prijs voor een normale seizoenkaart. De belastingdienst meende dat andere prestaties dan het verlenen van toegang tot de wedstrijd bepalend waren voor het prijsverschil. De rechtbank vond dat de prijs van de pakketten moest worden vergeleken met de prijs van een “losse” businessstoel en niet met een plaats op de tribune.