De opbrengst van de verkoop van een deelneming is vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Andere winsten zijn normaal belast, terwijl gemaakte kosten aftrekbaar zijn. Dat nodigt ertoe uit om enerzijds zoveel mogelijk toe te rekenen aan de vrijgestelde opbrengst van een deelneming en anderzijds kosten in mindering te brengen op de normaal belaste winst. Die opzet slaagt niet altijd.
In verband met de verkoop van een deelneming verwerkte een BV een opbrengst van ƒ 8.500.000 in haar verlies- en winstrekening. Het verschil tussen dit bedrag en de boekwaarde van de verkochte deelneming viel onder de deelnemingsvrijstelling. Tegelijkertijd voerde de BV onder de aftrekbare kosten een bedrag op van ƒ 500.000 aan betaalde gratificaties aan personeel van de verkochte deelnemingen. De koper betaalde voor de overname van de deelneming een bedrag van ƒ 8.000.000 aan de verkoper. De gratificaties werden door de verkochte deelneming of door een meeverkochte dochtervennootschap betaald. Anders dan de BV in de winst- en verliesrekening verwerkte, betekende dit volgens de rechtbank dat het bedrag van ƒ 500.000 aan gratificaties niet ten laste van de BV kwam en dat de bruto-opbrengst voor de verkoop van de deelneming ƒ 8.000.000 bedroeg. De in de verkoopovereenkomst opgenomen bepaling dat een deel van de koopsom bestemd was voor de werknemers van de verkochte deelneming was niet van invloed op de verwerking van de opbrengst.
In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag anders. Volgens de verkoopovereenkomst bedroeg de koopprijs voor de aandelen ƒ 8.500.000. Dat bedrag werd vervolgens verminderd met het bedrag van de gratificaties voor het personeel. Daaruit volgt dat de verkoper de vrije beschikking had over het te reserveren bedrag en de bestemming ervan. De beslissing om een bedrag van ƒ 500.000 uit te laten betalen in de vorm van gratificaties was de besteding van een deel van de koopsom. Dat had niet tot gevolg dat dit bedrag in mindering kwam op de winst van de verkoper.
Het hof vond aannemelijk dat de beslissing om een deel van de verkoopopbrengst aan het personeel te geven al voor de verkoop was genomen. De gratificaties waren salariskosten van de dochtermaatschappij, betaald door de vroegere moedermaatschappij. Die betaling was een informele kapitaalstorting. Het oordeel van de rechtbank dat de betaling van ƒ 500.000 niet ten laste van de winst van de verkoper kwam, was juist.