In reactie op prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft het Hof van Justitie van de EG in zijn arrest van 11 juni 2009 geantwoord dat de verlengde navorderingstermijn voor uit het buitenland afkomstige inkomensbestanddelen of in het buitenland aangehouden vermogen niet per definitie in strijd is met het EG-verdrag.

In twee arresten van 26 februari 2010 heeft de Hoge Raad vervolgens regels geformuleerd die in acht moeten worden genomen bij het opleggen van een navorderingsaanslag met gebruikmaking van de verlengde termijn wanneer de reguliere navorderingstermijn is verstreken.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van een belastingplichtige gegrond verklaard omdat hij voor het hof had aangevoerd dat de inspecteur de vijfjaarstermijn verder had overschreden dan noodzakelijk was om de benodigde inlichtingen te verkrijgen en een aanslag op te leggen. De uitspraak van het hof geeft er geen blijk van dat het hof heeft onderkend dat het opleggen van de navorderingsaanslagen in een dergelijk geval in strijd is met het gemeenschapsrecht. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. Het hof moet onderzoeken of, indien de inspecteur gebruik heeft gemaakt van de verlengde navorderingstermijn, de inspecteur meer tijd dan noodzakelijk is heeft laten verstrijken voordat hij de navorderingsaanslagen heeft opgelegd.