Een beroepschrift dat na afloop van de geldende termijn is ingediend is niet-ontvankelijk tenzij de indiener van het beroepschrift niet in verzuim is geweest. Dat doet zich voor als de indiener buiten zijn schuld met vertraging kennis heeft genomen van de uitspraak en daardoor het beroepschrift pas na het verstrijken van de termijn, maar zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd, heeft ingediend. Wat bij overschrijding van de beroepstermijn kan gelden als het zo spoedig mogelijk indienen van een beroepschrift hangt af van de omstandigheden van het geval. Volgens de Hoge Raad moet de indiener in ieder geval een termijn van veertien dagen worden gegund.

Hof Den Bosch hanteerde een onjuiste maatstaf door te beoordelen of iemand nog binnen de reguliere beroepstermijn hoger beroep had kunnen instellen. De procedure betrof het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank. Deze was op 27 februari 2008 aangetekend verzonden naar de postbus van de belanghebbende. De termijn waarin hoger beroep kon worden ingesteld eindigde op 9 april 2008. De belanghebbende had het aangetekende stuk niet ontvangen. Pas op 8 april had de belanghebbende een kopie van de uitspraak per gewone post ontvangen. Het hof vond dat de belanghebbende nog binnen de reguliere beroepstermijn pro forma in beroep had kunnen gaan. Indiening van het beroepschrift vóór 23 april 2008 zou in ieder geval zo spoedig mogelijk zijn als redelijkerwijs kon worden verlangd.