De staatssecretaris van Financiën heeft laten weten dat hij niet in cassatie gaat tegen een uitspraak van Hof Den Haag over een naheffingsaanslag omzetbelasting en de daarmee gepaard gaande boete en heffingsrente. De procedure had betrekking op de verkoop van een binnenvaartschip. De verkoper had geen omzetbelasting in rekening gebracht omdat naar zijn mening geen sprake was van een levering maar van de overdracht van een algemeenheid van goederen. De inspecteur deelde deze opvatting niet en legde een naheffingsaanslag op. De verkoper reikte op initiatief van de inspecteur aan zijn afnemer alsnog een factuur met omzetbelasting uit. De gevolgen voor de omzetbelasting werden zo ongedaan gemaakt. Dat gold niet voor de boete en de heffingsrente.

Hof Den Haag kwalificeerde de transactie als de overdracht van een algemeenheid van goederen.

Dat betekende dat er geen omzetbelastingschuld was ontstaan. Het hof hield daarbij rekening met het beleid van het ministerie van Financiën dat de overdracht van een binnenvaartschip door de ene schipper aan de andere geen levering van een schip maar de overdracht van een onderneming vormde. Omdat de verkoper geen omzetbelasting verschuldigd was, ontbrak de grondslag voor de berekening van de heffingsrente en voor de boete.

De staatssecretaris is van mening dat hoewel op basis van de tekst van de resolutie waarin het beleid is vastgelegd de indruk kan ontstaan dat alleen overdrachten tussen binnenvaartschippers/natuurlijke personen bedoeld zijn, op grond van het neutraliteitsbeginsel het beleid ook moet gelden voor overdrachten door een binnenvaartschipper/natuurlijk persoon aan een BV, waarin een binnenvaartschipper zijn onderneming drijft.