De inspecteur kan als de bezwaartermijn is verstreken een opgelegde voorlopige aanslag verminderen door het opleggen van een negatieve nadere voorlopige aanslag of door de oplegde aanslag ambtshalve te verminderen. In dat laatste geval krijgt de belanghebbende een lagere rentevergoeding dan wanneer de inspecteur een nadere voorlopige aanslag oplegt. Het verschil wordt veroorzaakt door verschillen in de regelingen voor de invorderingsrente en de heffingsrente.
De inspecteur moet bij het nemen van een besluit alle belangen afwegen. De nadelige gevolgen van een besluit moeten in verhouding zijn met de doelen die het besluit dient.
Een BV leed door de keuze van de inspecteur voor vermindering van voorlopige aanslagen een rentenadeel van € 2,6 miljoen. Had de inspecteur de verminderingen geëffectueerd door het opleggen van negatieve nadere voorlopige aanslagen, dan zou het rentenadeel van de BV gecompenseerd zijn. Volgens Hof Den Haag was er voor de inspecteur geen reden om van zijn bevoegdheid om nadere voorlopige aanslagen op te leggen geen gebruik te maken. De inspecteur moest alsnog heffingsrente vergoeden in plaats van invorderingsrente.