Bij de levering van onroerende zaken moet de verkrijger overdrachtsbelasting betalen. In een aantal gevallen gelden vrijstellingen. Een van deze vrijstellingen betreft de verkrijging van onroerende zaken die onderdeel zijn van een onderneming door een of meer naaste familieleden van de ondernemer. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat deze familieleden de onderneming voortzetten. In een procedure voor Hof Leeuwarden was de vraag of aan de voorwaarde voor toepassing van deze vrijstelling was voldaan.
De procedure had betrekking op een maatschap van twee broers die een melkveehouderij exploiteerden op grond die van hun ouders werd gepacht. Ook de opstallen waren eigendom van de ouders. Omdat uitbreiding van het bedrijf niet mogelijk was, traden de broers toe tot een andere maatschap. Leden van de maatschap waren twee oudooms, een neef en een achterneef van de broers. De broers brachten hun onderneming in deze maatschap in. Na de toetreding leverden de ouders de verpachte gronden en opstallen aan beide broers. Korte tijd na de levering droegen de broers het geheel over aan het Bureau Beheer Landbouwgronden en Staatsbosbeheer tegen een beduidend hogere koopsom.
Voor de levering van de onroerende zaken door hun ouders deden de broers een beroep op de vrijstelling voor de overdracht van ondernemingsvermogen. De inspecteur legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op omdat de broers bij de levering al wisten dat zij de onroerende zaken op korte termijn zouden doorleveren. Om die reden was volgens de inspecteur geen sprake van voortzetting van het bedrijf van hun ouders door de broers.
De broers meenden recht te hebben op de vrijstelling omdat zij tot het moment van toetreding tot de andere maatschap meer dan tien jaar samen het vroegere bedrijf van hun ouders hadden voortgezet.
In navolging van de rechtbank vond het hof dat de nieuwe maatschap de van de ouders overgenomen onderneming had voortgezet. Vier van de maten van de nieuwe maatschap behoorden niet tot de in de wet genoemde familiekring. Om die reden hadden de broers geen recht op de vrijstelling van overdrachtsbelasting.