In verband met de wijziging van de Successiewet 1956 is de Uitvoeringsregeling Successiewet 1956 vervangen door de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting. Bij de wijziging van de Successiewet 1956 is een nieuwe bedrijfsopvolgingsregeling
ingevoerd, een regeling voor afgezonderd particulier vermogen en een vrijstelling voor sociaal belang behartigende instellingen. Verder is de regeling van de verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen aangepast. De nieuwe Uitvoeringsregeling
bevat de uitwerking van die nieuwe en aangepaste regelingen.
1. Verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan een kind
De normale vrijstelling voor de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen wordt voor kinderen tussen 18 en 35 jaar eenmalig verhoogd tot € 24.000 of tot € 50.000, als de schenking wordt besteed aan de aankoop van een eigen woning of voor de betaling
van een dure studie. De schenking voor een eigen woning moet worden gedaan onder de opschortende voorwaarde van verwerving van een eigen woning. De schenking moet worden vastgelegd in een notariële akte. De besteding van het geschonken bedrag aan de eigen
woning moet aangetoond worden. Dat kan door een afzonderlijke vermelding van dat bedrag op de afrekening van de notaris.
De verhoogde vrijstelling voor studiekosten geldt niet voor de aflossing van bestaande studieschulden. Ook in dit geval moet de schenking in een notariële akte zijn vastgelegd. In de akte moet vermeld worden voor welke studie de schenking is bedoeld en wat het bedrag van de verwachte studiekosten is. De schenking wordt ontbonden als het geschonken bedrag niet binnen twee jaar na het jaar van de schenking aan de in de akte genoemde studie is besteed. De besteding van de schenking aan de studie moet met schriftelijke bescheiden kunnen worden aangetoond. De vrijstelling geldt alleen voor een studie die aanzienlijk duurder is dan gebruikelijk. Daarvan is sprake als de kosten exclusief kosten voor levensonderhoud ten minste € 20.000 per jaar bedragen.
2. Bedrijfsopvolgingsregeling
De herziene bedrijfsopvolgingsregeling bevat een vrijstelling voor ondernemingsvermogen van 100% tot een waarde van de objectieve onderneming van € 1.000.000. De Uitvoeringsregeling bepaalt wat onder een objectieve onderneming wordt verstaan. Voor de resterende verkrijging bedraagt de vrijstelling 83%. Zowel buitenvennootschappelijk gehouden onroerende zaken als ter beschikking gestelde onroerende zaken maken deel uit van de objectieve onderneming. De onderneming wordt namelijk met behulp van dit vermogen gedreven. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling is afhankelijk van de bezitsperiode van de erflater en van de voortzetting door de erfgenamen. De uitvoeringsregeling bevat een verdere uitwerking hiervan.