Bij de Tweede Kamer is een voorstel tot wijziging van de Successiewet in behandeling. De staatssecretaris heeft een derde nota van wijziging naar de Kamer gestuurd ter aanpassing van het wetsvoorstel. De nota bevat de volgende wijzigingen.
Een erflater kan in zijn testament de wettelijke verdeling van zijn nalatenschap uitschakelen. De erfgenamen kunnen vervolgens de nalatenschap verdelen alsof de wettelijke verdeling van toepassing was. Onder de huidige wettelijke regeling is dat een rechtshandeling waardoor een van de fictiebepalingen van toepassing wordt. Met ingang van 1 januari 2010 is dat niet langer het geval als binnen de aangiftetermijn de beslissing is genomen om conform de wettelijke verdeling te gaan verdelen en die verdeling binnen twee jaar na overlijden tot stand is gebracht. De wettelijke verdeling is niet aan de orde bij de nalatenschap van een ongehuwde erflater die samenwoont met een partner, waarbij de erflater of de partner een of meer kinderen heeft. Als de partner en een of meer van deze kinderen bij testament tot erfgenaam zijn benoemd en zij alle goederen aan de partner toedelen waardoor deze een overbedelingsschuld krijgt aan de kinderen, is dat een rechtshandeling die de fictiebepaling van toepassing laat worden. Dat wordt nu gewijzigd door ook deze situatie op te nemen in de uitzondering van de toepassing van de betreffende bepaling.
Wanneer opa de blote eigendom van een som geld, die behoort tot zijn nalatenschap, legateert aan zijn kleinkind en aan oma het recht van vruchtgebruik van dat bedrag, is bovengenoemde fictiebepaling bij overlijden van oma niet van toepassing, omdat het kleinkind niets ten koste van het vermogen van oma verkrijgt.
In gevallen waarin de blote eigendom wordt gelegateerd van een geldsom die niet tot de nalatenschap van de erflater behoort, is de fictiebepaling wel van toepassing. De situatie is vergelijkbaar met een ik-opa lastbevoordeling. Bij een dergelijke lastbevoordeling is het kind erfgenaam, onder de last een bedrag schuldig te erkennen aan het kleinkind. Het schuldig erkende bedrag is opeisbaar bij het overlijden van het kind. De uitvoering van de last gaat ten koste van het vermogen van het kind, ook al heeft hij gedurende zijn leven het genot van dat vermogen behouden. Het kind heeft dan het vruchtgebruik gehad van goederen die niet tot de nalatenschap van opa hebben behoord. Op basis van de huidige wettekst is niet duidelijk of op een geldlegaat aan het kleinkind, waarvan de opeisbaarheid is uitgesteld tot het overlijden van het kind (of oma) en waarbij de geldsom niet in de nalatenschap van opa aanwezig is, de fictiebepaling van toepassing is. Daarom wordt nu een aanvullende bepaling voorgesteld, die dergelijke gevallen in de heffing betrekt.
De bedrijfsopvolgingsregeling is ook van toepassing op ter beschikking gestelde onroerende zaken, appartementsrechten en rechten van opstal, erfpacht of vruchtgebruik op onroerende zaken. Deze bepaling wordt uitgebreid met de economische eigendom van die zaken of rechten.
In de Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt een wijziging voorgesteld om ongehuwde partners in de zin van de Successiewet gelijk te behandelen met gehuwden. De Wet IB 2001 defiscaliseert bepaalde vorderingen en schulden die voortvloeien uit verkrijgingen krachtens erfrecht. De vordering wordt bij de crediteur niet in de rendementsgrondslag betrokken. De corresponderende schuld komt bij de debiteur niet in mindering op de rendementsgrondslag. Het gaat daarbij om vorderingen en schulden die voortvloeien uit de wettelijke verdeling van een nalatenschap van een overleden ouder tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen en verdelingen die daarmee materieel overeenkomen. Bij dergelijke verdelingen gaan alle goederen van de nalatenschap naar de langstlevende echtgenoot onder de verplichting de schulden van de nalatenschap te voldoen. De kinderen krijgen een vordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van hun erfdeel die doorgaans pas opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende.
Personen die samenwonen, maar die geen samenlevingscontract hebben gesloten of een samenlevingscontract hebben gesloten zonder een zorgplicht, gelden door een verandering van het fiscale partnerbegrip met ingang van 1 januari 2010 niet meer als elkaars partner. Deze personen krijgen tot 1 januari 2012 de tijd om een samenlevingscontract af te sluiten dat aan de nieuwe voorwaarden voldoet.