Bij het opleggen van een aanslag kan heffingsrente in rekening worden gebracht. Over de berekening van heffingsrente is de laatste tijd veel te doen geweest.

In een procedure over een aanslag inkomstenbelasting van een inwoner van Nederland die in België in dienstbetrekking werkte, speelden twee aspecten op het gebied van de heffingsrente. De belanghebbende had een verzoek om een voorlopige teruggaaf 2003 ingediend in verband met de toepassing van de compensatieregelingen volgens het Belastingverdrag met België. De inspecteur verleende een voorlopige teruggaaf op basis van een geschat bedrag aan compensatie en een geschat bedrag aan in België verschuldigde belasting.

 

Nadat de Belgische aanslag was opgelegd bleek dat het bedrag van de compensatie lager was dan aanvankelijk was gedacht. Mede daardoor moest op de Nederlandse aanslag inkomstenbelasting een bedrag betaald worden. Over dat bedrag werd heffingsrente berekend. Op grond van een besluit van Financiën werd de heffingsrente verminderd met een bedrag aan fictieve heffingsrente over de teruggaaf van Belgische belasting.

Volgens Hof Den Bosch had de inspecteur bij de berekening van heffingsrente gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het hof verminderde de heffingsrente tot het bedrag dat was toe te rekenen aan de te lage schatting door de belanghebbende van het door hem te ontvangen loon. Het hof zag geen aanleiding de heffingsrente te verminderen wegens het tijdsverloop tot het opleggen van de definitieve aanslag.

 

De inspecteur en de belanghebbende tekenden tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie aan. De inspecteur vanwege het onzorgvuldige handelen; de belanghebbende vanwege het tijdsverloop tot het opleggen van de aanslag. De Hoge Raad gaf beide partijen gelijk. De inspecteur had een redelijke schatting gemaakt van het vermoedelijke bedrag van de compensatie. Belangrijk was dat de inspecteur voor het jaar 2003 nog geen beschikking had over Belgische belastingaanslagen van voorgaande jaren. Tot en met 2002 gold een andere regeling omdat toen het oude belastingverdrag nog van kracht was.

Volgens het beleid van de belastingdienst had de inspecteur binnen drie maanden na indiening van de aangifte een voorlopige aanslag moeten opleggen om de heffingsrente te beperken. Eerder al bepaalde de Hoge Raad dat het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is om meer heffingsrente in rekening te brengen dan verschuldigd zou zijn als de inspecteur na drie maanden een voorlopige aanslag had opgelegd volgens de aangifte. Het hof was niet op de klacht van de belanghebbende over het tijdsverloop ingegaan.