De meeste belastingverdragen zijn gebaseerd op het OESO-modelverdrag. Volgens dit model mag het loon uit dienstbetrekking in de werkstaat worden belast in plaats van in de woonstaat. Er geldt een uitzondering als de werknemer niet meer dan 183 dagen in het werkland verblijft en het loon wordt betaald door een werkgever die niet in de werkstaat woont. De formele werkgever is degene met wie de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft. De materiële werkgever is degene tot wie de werknemer in een gezagsverhouding staat. Op 1 december 2006 heeft de Hoge Raad in zes arresten beslist dat het begrip werkgever bij grensoverschrijdende uitzending van werknemers in concernverband materieel moet worden uitgelegd. De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit de gevolgen van deze arresten uiteengezet. Voor de toepassing van de 183-dagenregeling geldt in alle gevallen als werkgever van een werknemer die tijdelijk in het buitenland werkt, degene die:

  1. met betrekking tot die werkzaamheden het gezag over de werknemer uitoefent, en
  2. de arbeidsbeloning van de werknemer voor die werkzaamheden en de voordelen, nadelen en risico’s van die werkzaamheden draagt.

Dit geldt zowel voor situaties waarin niet in Nederland wonende werknemers tijdelijk werkzaamheden in Nederland verrichten, als voor situaties waarin in Nederland wonende werknemers tijdelijk werkzaamheden in het buitenland verrichten.

Binnen internationale concerns komt het regelmatig voor dat werknemers in een uitwisselingsprogramma, voor loopbaanontwikkeling of vanwege specifieke deskundigheid voor korte duur naar het buitenland worden uitgezonden. Van normaal meewerken in de onderneming of deelname aan projecten is vaak geen sprake is. Als dergelijke werknemers niet langer dan 60 dagen per 12-maandsperiode in Nederland werkzaam zijn, vindt belastingheffing plaats in het woonland. De 60-dagenregel geldt niet als de werknemer in Nederland meer dan 183 dagen verblijft.

Bij uitzending van een in Nederland wonende werknemer naar het buitenland onder vergelijkbare omstandigheden veronderstelt de staatssecretaris dat er in Nederland geen vrijstelling van inhouding voor de loonbelasting ontstaat.

Eerder is goedgekeurd dat, bij uitzending van een werknemer van een buitenlandse concernmaatschappij naar een Nederlandse concernmaatschappij, deze laatste als inhoudingsplichtige mag worden beschouwd. Deze goedkeuring is van belang voor de toepassing van de 30%-regeling. De Nederlandse concernmaatschappij moet alle verplichtingen van de inhoudingsplichtige nakomen.