De waarde van onroerende zaken wordt op grond van de Wet WOZ jaarlijks vastgesteld. De WOZ-waarde van een onroerende zaak is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij overdracht van de volle en onbezwaarde eigendom van de zaak in de huidige staat zou worden gerealiseerd. Voor landgoederen die vallen onder de Natuurschoonwet 1928 geldt een speciale regeling. Daarbij wordt rekening gehouden met de verplichting om het landgoed gedurende 25 jaren in stand te houden als waardedrukkende factor. Zogenaamde ongebouwde eigendommen worden niet meegenomen in de waardering.
De vraag in een procedure voor Hof Den Bosch was of dat betekent dat de ondergrond van gebouwen ook niet meetelt voor de WOZ-waarde. Volgens het hof blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de ondergrond behoort tot de gebouwde eigendommen en dus moet worden meegenomen in de WOZ-waarde.
De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. In de Wet WOZ is bepaald dat een gebouwd eigendom als één onroerende zaak wordt aangemerkt. Volgens de wetsgeschiedenis wordt de ondergrond tot de gebouwde eigendom gerekend. Deze uitleg sluit aan bij de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen hoofdregel dat de eigendom van de grond mede de eigendom omvat van gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd.