Kosten van onderhoud voor een eigen woning zijn niet aftrekbaar. De extra onderhoudskosten die iemand maakt om een monumentenpand in goede staat te houden zijn wel aftrekbaar.
De eigenaar van een appartement, dat onderdeel was van een rijksmonument, wilde onderhoudskosten in aftrek brengen. Het pand was een voormalige koekfabriek, die was verbouwd tot appartementen. Al voor de verbouwing was de koekfabriek aangemerkt als rijksmonument. Deze status was behouden gebleven bij de verbouwing. Ten tijde van de verbouwing zijn op verzoek van Bureau Monumentenpanden de totale verbouwingskosten van de voormalige koekfabriek gesplitst in kosten van onderhoud en kosten van verbetering. De kosten van onderhoud werden per appartement vastgesteld op € 41.276. De inspecteur stond aftrek van de kosten niet toe omdat sprake was van nieuwbouw en niet van verbouw. De inspecteur verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit 1999. Volgens dat arrest is geen sprake van onderhoud als een verbouwing zo radicaal is dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Splitsing van de kosten in kosten van onderhoud en kosten van verbouwing is dan niet meer aan de orde.
Volgens de rechtbank Breda waren de werkzaamheden zo ingrijpend dat een nieuw pand was ontstaan. Mede van belang vond de rechtbank dat het pand vóór de verbouwing een voormalige koekfabriek was en dus een andere bestemming had dan de bij de verbouwing ontstane appartementen. Hof Den Bosch oordeelde echter anders. Volgens het hof is beslissend of in bouwkundig opzicht een nieuw gebouw is ontstaan. Het splitsen in zelfstandige wooneenheden is geen reden om de aftrek te weigeren, maar kan er wel toe leiden dat een deel van de kosten niet aftrekbaar is. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof afgewezen. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof dat er in bouwkundig opzicht zo weinig was veranderd dat van nieuwbouw geen sprake was. Het oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voldoende gemotiveerd.


