Kunstenaars kunnen in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK). De vraag in een procedure voor de Hoge Raad was of een dergelijke uitkering onderdeel vormde van de winst uit onderneming van een zelfstandige kunstenaar. De inspecteur hield bij de berekening van de arbeidskorting geen rekening met de WIK-uitkering. Naar zijn mening vormt een dergelijke uitkering inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Hof Amsterdam was van oordeel dat de WIK-uitkering een algemene inkomensvoorziening is, waarop iemand recht heeft als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo moet enige arbeid worden verricht en moet de aanvrager kunstenaar zijn. Deze voorwaarden leiden er niet toe dat een zodanig nauw verband bestaat tussen de uitkering en de werkzaamheden, dat de uitkering daaraan moet worden toegerekend, aldus het hof. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof.


