Het vestigen van het recht van vruchtgebruik op een vermogensbestanddeel door een aandeelhouder ten gunste van de vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft is een vorm van het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel aan die vennootschap. Het rendement bestaat uit de aangroei van de waarde van de blote eigendom tot volle eigendom aan het einde van de vruchtgebruiksperiode. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om tijdelijke of niet-tijdelijke genotsrechten. 

De inspecteur bepaalde de jaarlijkse aangroei van de bloot eigendom op de waarde van het vruchtgebruik bij de aanvang van de terbeschikkingstelling, gedeeld door de duur van het vruchtgebruik. Hof Amsterdam vond een berekeningswijze waarbij rekening werd gehouden met rente en met de kans op een eerdere beëindiging van het vruchtgebruik meer in overeenstemming met de economische realiteit. Omdat ook de blote eigenaar zich kon vinden in de door de inspecteur gehanteerde lineaire benadering accepteerde het Hof die berekening. Omdat de waardevermindering van de onroerende zaak voor rekening van de blote eigenaar kwam, diende het rendement verminderd te worden met de afschrijvingen over de waarde van het pand.