De Wet Inkomstenbelasting 2001 bevat een aftrekbeperking voor ondernemers die gebruik maken van goederen die tot hun privévermogen behoren. Volgens deze aftrekbeperking mag slechts een gebruiksvergoeding die gelijk is aan het forfaitaire rendement van het vermogensbestanddeel in box 3 ten laste van de winst worden gebracht. Deze aftrekbare vergoeding is dus maximaal 4% van de gemiddelde waarde van het vermogensbestanddeel bij het begin en het einde van een kalenderjaar.
Hof Den Bosch heeft onlangs geoordeeld dat deze aftrekbeperking in het geval van een bedrijfsruimte uitsluitend betrekking heeft op de kale huur. Andere huisvestingskosten die betrekking hebben op het gebruik van deze ruimte, zoals kosten van verwarming en verlichting, zijn wel aftrekbaar van de winst. De Hoge Raad onderschrijft de opvatting van het Hof. De wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten voor de opvatting dat de wetgever ook de bedoeling had om de aftrek uit te sluiten van andere kosten, zoals de kosten die in normale huurverhoudingen voor rekening van de huurder komen.