De firmanten van een VOF maken doorgaans afspraken over de verdeling van de winst voor langere tijd. Dergelijke afspraken kunnen afhangen van de arbeidsprestatie of van de kapitaalinbreng van een firmant. De firmanten kunnen in een jaar afwijken van de eerder overeengekomen winstverdeling. Als deze nieuwe afspraken sterk afwijken van de oude kan van een firmant gevraagd worden om te onderbouwen waarom de nieuwe winstverdeling meer recht doet aan de onderlinge verhouding tussen de firmanten. Uitgangspunt is dat de firmanten zich als onafhankelijke partijen ten opzichte van elkaar gedragen.
De inspecteur meende dat een gewijzigde winstverdeling tussen de drie firmanten niet zakelijk was. Volgens de oude winstverdeling had de firmant die 80% van het kapitaal had ingebracht recht op 10% van de winst. Geen van de firmanten had recht op een arbeidsbeloning. Volgens de nieuwe winstverdeling hadden de andere twee firmanten ieder recht op een arbeidsbeloning van € 12.000 en op 10% van de resterende winst. De eerste vennoot had recht op een arbeidsbeloning van € 1.800 en 80% van de resterende winst. De resterende winst was in het jaar van de wijziging van de winstverdeling negatief. Hierdoor kwam het verlies grotendeels voor rekening van de geldschieter. Volgens de inspecteur was dat gedaan om de verliezen te verrekenen met positieve inkomensbestanddelen.
De gewijzigde winstverdeling werd verklaard vanuit de structurele verliesgevendheid van de onderneming. Hof Amsterdam vond het niet zakelijk dat de kapitaalverschaffer zonder meer 80% van de verliezen van de VOF voor zijn rekening nam.

