De belastingdienst heeft de bevoegdheid om de administratie van ondernemers te controleren door het instellen van een boekenonderzoek. Aan de uitkomst van een boekenonderzoek kan de ondernemer het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat de belastingdienst instemt met een door de ondernemer gekozen fiscale behandeling. Voor dat vertrouwen is niet nodig dat een bepaalde aangelegenheid daadwerkelijk door de belastingdienst op haar fiscale merites is beoordeeld, maar volstaat het dat de ondernemer mocht aannemen dat dit het geval was. Deze situatie doet zich voor als het gaat om een verhoudingsgewijs belangrijke zaak. Als in een dergelijke situatie de inspecteur geen kritische opmerkingen maakt en evenmin tot naheffing overgaat, zal dat in het algemeen het gerechtvaardigde vertrouwen wekken dat de ondernemer in fiscaal opzicht juist heeft gehandeld.

De levering van een nieuw bedrijfspand is voor de omzetbelasting van zo groot belang dat deze niet aan de aandacht van de controleambtenaar kan zijn ontsnapt. Een controleambtenaar die wist dat de levering had plaatsgevonden maar die de omzetbelastingaspecten van de levering niet had gecontroleerd, beging daarmee een ambtelijk verzuim. De gevolgen van de keuze om bepaalde stukken niet te controleren komen in beginsel voor rekening en risico van de belastingdienst. Degene die weet dat zijn handelwijze onjuist is, kan zich niet beroepen op opgewekt vertrouwen. Volgens de rechtbank Arnhem geldt deze uitzondering ook bij een boekenonderzoek. Omdat de ondernemer belastingadviseur was en de kwalificatie van meester in de rechten bezat, werd hij geacht de akte van levering en de afrekening van de notaris te hebben begrepen en op zijn merites te hebben beoordeeld. De rechtbank was van oordeel dat de ondernemer zich ervan bewust moest zijn geweest dat hij de in rekening gebrachte omzetbelasting over de levering van het kantoorpand ten onrechte niet had aangegeven en voldaan. Daarom kon hij geen vertrouwen ontlenen aan de uitkomst van het boekenonderzoek.