In zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting 1996 gaf iemand aan dat er een splitsing moest worden gemaakt tussen binnen- en buitenlandse belastingplicht omdat hij in de loop van het kalenderjaar was geëmigreerd. De inspecteur legde twee afzonderlijke aanslagen inkomstenbelasting op, één over de periode van binnenlandse belastingplicht en één over de periode van buitenlandse belastingplicht.
In de procedure voor de rechtbank over de laatste aanslag stelde de inspecteur zich op het standpunt dat de belanghebbende het gehele jaar 1996 in Nederland had gewoond en dat hij dus het hele jaar binnenlands belastingplichtig was. De belanghebbende voerde aan dat hij in 1996 het hele jaar buitenlands belastingplichtig was.
Het opleggen van twee aanslagen inkomstenbelasting was onder de Wet IB 1964 mogelijk over een kalenderjaar waarin iemand zowel binnenlands als buitenlands belastingplichtig was. Wanneer iemand het hele jaar binnenlands of buitenlands belastingplichtig was kon maar één aanslag worden opgelegd. Gezien het standpunt van de inspecteur was de tweede aanslag over de periode van buitenlandse belastingplicht ten onrechte opgelegd. In plaats daarvan had de inspecteur een navorderingsaanslag moeten opleggen. De rechtbank vernietigde de aanslag die betrekking had op de periode van buitenlandse belastingplicht.