Op een arbeidsovereenkomst tussen een Nederlandse werkgever en een Nederlandse werknemer zal in het algemeen Nederlands recht van toepassing zijn. Wordt de overeengekomen arbeid echter niet in Nederland verricht, dan kan ander recht van toepassing zijn.

 

In een procedure die betrekking had op een arbeidsovereenkomst tussen een Duitse werkgever en in een Duitsland wonende werknemer was de vraag of daarop Duits of Nederlands recht van toepassing was. De werknemer had namelijk langdurig en uitsluitend in Nederland gewerkt voor deze werkgever. Op grond van het EG-Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO) is dan in beginsel Nederlands recht van toepassing, tenzij op grond van omstandigheden moet worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land. De arbeidsovereenkomst bevatte geen uitdrukkelijke rechtskeuze en evenmin een stilzwijgende keuze voor het Duitse recht. De Hoge Raad overwoog dat het Nederlandse recht op onderdelen meer bescherming biedt aan de werknemer dan het Duitse recht. Alle overige factoren wijzen echter op een verbondenheid met Duitsland: het salaris werd voorheen in Duitse marken betaald, de pensioenvoorziening was bij een Duitse pensioenverzekeraar ondergebracht, de sociale premies werden in Duitsland betaald en in de arbeidsovereenkomst werd verwezen naar Duitse dwingendrechtelijke bepalingen.

 

De Hoge Raad betwijfelt of in een dergelijk geval de bepalingen van het EVO die de werknemer beschermen voorgaan op de overige omstandigheden. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat de uitzonderingsbepaling van het EVO betekenis verliest. De Hoge Raad heeft op dat punt de volgende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU.

1. Moet artikel 6 lid 2 EVO zo worden uitgelegd, dat indien een werknemer gewoonlijk, langdurig en zonder onderbreking in hetzelfde land werkt, in alle gevallen het recht van dat land moet worden toegepast, ook al wijzen alle overige omstandigheden op een nauwe verbondenheid van de arbeidsovereenkomst met een ander land?

 2. Is voor een bevestigend antwoord op vraag 1 vereist dat de werkgever en de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben beoogd of zich ervan bewust zijn geweest dat de arbeid langdurig en zonder onderbreking in hetzelfde land zouden worden verricht?