In een procedure voor de kantonrechter ter ontbinding van een arbeidsovereenkomst waren werkgever en werknemer het niet eens over de inhoud van hun arbeidsovereenkomst. Volgens de werkgever ging het om een afroepovereenkomst, terwijl de werknemer meende dat de overeenkomst een vast aantal uren betrof.
De kantonrechter overwoog dat voor een onderzoek naar de aard en de omvang van een arbeidsovereenkomst in een ontbindingsprocedure geen plaats is. De enige vraag die de kantonrechter moest beantwoorden was of de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden.
Naar het oordeel van de kantonrechter was ontbinding in dit geval onontkoombaar. Uitgaande van de veronderstelling dat de arbeidsovereenkomst een afroepovereenkomst was, had de werkgever niet de verplichting om de werknemer op te roepen voor werkzaamheden. Vast stond dat de werknemer al langer dan een half jaar geen werkzaamheden had verricht voor de werkgever. Door ontbinding van de overeenkomst was de werkgever niet langer verplicht om de vaardigheden van de werknemer op peil te houden.
Uitgaande van de veronderstelling van een arbeidsovereenkomst voor een vast aantal uren per week had de werknemer door vanaf 1 maart 2011 niet te willen werken daar onvoldoende invulling aangegeven. Uit de overgelegde stukken bleek dat de werknemer alleen had gewerkt wanneer het hem uitkwam en steeds aan andere zaken voorrang had gegeven. De werkgever moest steeds afwachten of de werknemer bereid was om te werken. Volgens de kantonrechter kon van de werkgever niet gevraagd worden de arbeidsrelatie voort te zetten. De kantonrechter zag geen reden voor het toekennen van een ontslagvergoeding.


