De Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) kent een bijzondere regeling voor houdstermaatschappijen. Deze regeling houdt in, dat het land van oprichting van een houdstermaatschappij, die in een van de andere landen van het koninkrijk is gevestigd, het recht heeft de winst van de houdstermaatschappij te belasten tegen een tarief van maximaal 4%. Dit recht heeft geen invloed op het recht van het land van vestiging om over de winst van de houdstermaatschappij belasting te heffen.
De BRK bevat geen definitie van het begrip houdstermaatschappij. Niet in de BRK omschreven begrippen moeten worden uitgelegd volgens de belastingwetgeving van het betreffende land, tenzij het zinsverband van de bepaling van de BRK anders vereist.
Een dochtermaatschappij binnen een fiscale eenheid kan volgens de Nederlandse wetgeving onmogelijk beschouwd worden als een houdstermaatschappij, ook al heeft de dochtermaatschappij zelf ook een dochtermaatschappij. Dat betekent dat de bijzondere regeling van de BRK niet van toepassing is.