Een inwoner van Nederland ontving salaris van een NAVO-onderdeel. Dat salaris is op grond van het Verdrag van Ottawa uit 1951 vrijgesteld van Nederlandse inkomstenbelasting. Deze persoon was niet premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen, omdat hij een diplomatiek paspoort had. Om die reden meende hij dat hij ook over zijn inkomsten uit sparen en beleggen geen belasting hoefde te betalen.
Volgens de rechtbank heeft de diplomatieke vrijstelling alleen betrekking op het salaris en niet op inkomsten uit andere bronnen. Het doel van de diplomatieke belastingvrijstellingen is mee te werken aan een gelijke behandeling van diplomaten en consulaire vertegenwoordigers. Er is geen volkenrechtelijke of andere regel die verbiedt om de als binnenlands belastingplichtige genoten inkomsten uit sparen en beleggen in de Nederlandse belastingheffing te betrekken.
De belanghebbende wilde de door hem betaalde pensioenpremies voor zowel de NAVO-pensioenregeling als voor de deelname bij het ABP als negatief loon aanmerken.
Omdat het NAVO-salaris was vrijgesteld, kon de pensioenpremie voor de NAVO-regeling niet als negatief loon in aanmerking worden genomen.
De aan het ABP betaalde pensioenpremies konden wel als negatief loon in mindering worden gebracht. De belanghebbende was in dienst bij het Ministerie van Defensie en had buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging. Het Ministerie van Defensie is aangesloten bij het ABP. Uitgaande van een zuivere pensioenregeling konden de betaalde premies in aftrek komen op het inkomen.


