Bij de registratie van een nieuwe auto in Nederland moet BPM worden betaald. De BPM wordt geheven over de catalogusprijs exclusief belastingen. Bij de registratie van een gebruikte auto wordt eveneens BPM geheven. Er wordt een korting verleend naar mate de auto minder waard is.
Een handelaar in exclusieve auto’s kocht in Duitsland auto’s in die hij in Nederland, na afgifte van een Nederlands kenteken, doorverkocht. Voorafgaand aan de afgifte van een Nederlands kenteken waren deze auto’s voorzien van een Duits kenteken. De vraag was of deze auto’s, die allemaal een zeer lage kilometerstand hadden en die werden verkocht voor hogere prijzen dan de Nederlandse catalogusprijs, voor de heffing van BPM met nieuwe of met gebruikte auto’s moesten worden vergeleken.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG moet het voertuig, dat als referentie dient ter berekening van de belasting die verschuldigd is voor een ingevoerd voertuig, gelijksoortig zijn. Het referentieobject moet vergelijkbare eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de consument voldoen. Het referentievoertuig is het voertuig waarvan de eigenschappen het dichtst aanleunen tegen die van het ingevoerde voertuig.
Hof Arnhem vond in dit geval dat de vergelijking gemaakt moest worden met nieuwe auto’s van hetzelfde merk en type. De ingevoerde auto’s verkeerden in nieuwstaat. De geringe kilometerstand en het feit dat de auto’s enkele dagen op Duits kenteken hadden gestaan drukten de waarde niet omdat de kopers meer dan de nieuwprijs voor deze auto’s betaalden. Mede bepalend was dat de registratie in Duitsland plaatsvond na het sluiten van de koopovereenkomst en dus nadat de prijs was vastgesteld. De Hoge Raad onderschrijft de opvatting van Hof Arnhem.


