De Wet Waardering Onroerende Zaken kent een zogenoemde werktuigenvrijstelling. Op grond van deze vrijstelling blijft een deel van de waarde van een onroerende zaak buiten beschouwing. De werktuigenvrijstelling geldt voor werktuigen die onderdeel vormen van een onroerende zaak maar die verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als werktuig. De werktuigenvrijstelling is niet beperkt tot relatief kleine werktuigen.
In een procedure over de toepassing van de werktuigenvrijstelling oordeelde Hof Arnhem dat de fundering van een windturbine niet onder de werktuigenvrijstelling valt. Het hof vernietigde een uitspraak van de rechtbank en verklaarde het ingestelde beroep ongegrond. Het hof sloot zonder verdere motivering aan bij een waardevaststelling van de heffingsambtenaar. Deze waardevaststelling was gegrond op een door de eigenaar van de windturbine bestreden overeenkomst. De rechtbank had de betwisting van de overeenkomst eerder gehonoreerd. Omdat het hof zijn oordeel niet motiveerde heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch.