Alleenstaande ouders die een huishouding voeren met alleen hun minderjarige kinderen kunnen recht hebben op aanvullende heffingskortingen als de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting.
Die aanvullende heffingskortingen werden geweigerd aan een vrouw, die naast haar dochters ook de vriend van een van haar dochters huisvestte. Volgens de tekst van de wet voerde de vrouw samen met de vriend van haar dochter een huishouding. De vrouw kon niet bewijzen dat er sprake was van een commerciële basis voor de gezamenlijke huishouding.
Anders dan de rechtbank meende vond Hof Den Haag dat voor de uitleg van het begrip gezamenlijke huishouding niet de definitie van de Wet Werk en Bijstand moet worden gehanteerd. Volgens het hof is er alleen dan geen sprake van een gezamenlijke huishouding als er uitsluitend een commerciële relatie bestaat met de belastingplichtige.


