Naast de standaard heffingskorting in de inkomstenbelasting zijn er diverse aanvullende heffingskortingen, die afhankelijk van de feitelijke situatie van toepassing kunnen zijn.

Een gehuwde vrouw, die nooit had samengewoond met haar echtgenoot, claimde in haar aangifte de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur weigerde deze aanvullende heffingskortingen met als argument dat de echtgenoten niet duurzaam gescheiden leefden.

Voor de kinderkorting en de aanvullende kinderkorting geldt een inkomensplafond. Daarbij wordt het inkomen van fiscale partners samengeteld. Echtgenoten zijn volgens de wet elkaars fiscale partner. Echtgenoten die duurzaam van elkaar gescheiden leven worden beschouwd als ongehuwden.

Voor de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting geldt als eis dat de belastingplichtige in het kalenderjaar meer dan zes maanden geen partner heeft.

Hof Arnhem was van oordeel dat het feit dat de echtgenoten niet hadden samengewoond, waardoor er geen sprake kon zijn van verbreking van de echtelijke samenleving, niet betekende dat zij niet duurzaam gescheiden leefden.

 

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is alleen sprake van duurzaam gescheiden leven indien ieder van de echtgenoten afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander is getrouwd en deze toestand als blijvend is bedoeld. De enkele omstandigheid dat de echtgenoten in een jaar niet tenminste zes maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd is niet voldoende om duurzaam gescheiden te leven.

Uit de stukken van het geding bleek dat de echtgenoten niet voldeden aan de eis dat zij ieder afzonderlijk een eigen leven leidden alsof zij niet met elkaar waren getrouwd. Het feit dat zij ieder een eigen huishouding voerden was niet bepalend. Volgens de Hoge Raad was in dit geval geen sprake van duurzaam gescheiden leven.