Per 1 januari 1992 is de fiscale behandeling van lijfrenten en kapitaalverzekeringen in de inkomstenbelasting ingrijpend gewijzigd als gevolg van de zogenoemde Brede Herwaardering. Voor kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule die voor 16 oktober 1990 waren afgesloten gold op grond van een overgangsregeling onder voorwaarden het oude regime. Bij de invoering van de Wet IB 2001 is in een overgangsregeling bepaald dat voor een dergelijke verzekering voor het bepalen van het inkomen de regels van de Wet IB 1964 van toepassing zijn zoals deze op 31 december 2000 golden.
Op grond van deze beide overgangsregelingen was de afkoop van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule in 2002 in dat jaar belast in box 1. De belanghebbende was van mening dat de kapitaalverzekering al in 2000 belast had moeten worden omdat hij de verzekering in dat jaar had beleend.
In dat jaar had de belanghebbende een lening opgenomen. Volgens een schriftelijke verklaring van de belanghebbende uit 2000 zou de lening worden afgelost met de uitkering van de kapitaalverzekering. De lening werd in 2002 afgelost met een deel van de afkoopsom. Volgens Hof Leeuwarden was van belening van de polis geen sprake. De verstrekker van de lening was niet bevoegd om bij de verzekeringsmaatschappij de uitkering uit de kapitaalverzekering op te eisen wanneer de belanghebbende de lening of de rente niet zou betalen. Er was niet meer dan een aflossingsverplichting onder een tijdsbepaling. De kapitaalverzekering was geen zekerheid voor de aflossing van de lening.


