Een ondernemer die zijn bedrijf beëindigt kan belastingheffing over de daarbij behaalde winst uitstellen door een lijfrente te bedingen. In het jaar van de bedrijfsbeëindiging is een hoger bedrag aan lijfrentepremie aftrekbaar dan in andere jaren. De aftrekbare premie kan niet hoger zijn dan het bedrag van de stakingswinst. De premie moet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar van staking zijn betaald.

Een ondernemer die zijn bedrijf in 2003 beëindigde, bedong een lijfrente bij de BV die hij had opgericht. Volgens de ongedateerde lijfrenteovereenkomst zouden de uitkeringen direct ingaan. De premie moest uiterlijk in juni 2004 betaald zijn. In 2003 en 2004 verwerkte de ondernemer geen lijfrente-uitkeringen in zijn aangiften inkomstenbelasting. De inspecteur weigerde een deel van de aftrek van de lijfrentepremie in 2003.

Inzet van de procedure die volgde was of de ondernemer recht had op aftrek van lijfrentepremie. De ondernemer moest daarvoor aannemelijk maken dat hij zijn stakingswinst had omgezet in direct ingaande termijnen van lijfrenten.

Uit de overgelegde lijfrenteovereenkomst kon niet worden afgeleid wanneer deze was opgemaakt. De berekening van de lijfrentetermijnen was pas in 2005 gemaakt. De koopsom was niet vóór 1 juli 2004 betaald. De rechtbank vond daarom niet aannemelijk dat de direct ingaande lijfrente tijdig was bedongen. In hoger beroep deelde Hof Amsterdam de opvatting van de rechtbank.