Premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1 als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De Wet IB 2001 stelt als eis aan aftrekbaarheid van de premies dat de verzekeraar in Nederland gevestigd moet zijn. In bepaalde gevallen is uitzondering mogelijk van deze eis. Dat geldt ondermeer voor door de minister van Financiën aangewezen buitenlandse verzekeraars.
Een ondernemer had twee arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De ene verzekering was ondergebracht bij een Nederlandse verzekeringsmaatschappij. De tweede, aanvullende, arbeidsongeschiktheidsverzekering was afgesloten bij een in Duitsland gevestigde verzekeraar. De inspecteur weigerde de premie voor de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering in aftrek toe te laten op het inkomen van de ondernemer. De reden daarvoor was dat de Duitse verzekeraar in Nederland niet was aangewezen als toegelaten aanbieder als bedoeld in de Wet IB 2001. De Duitse verzekering bood de mogelijkheid van een beroepsspecifieke verzekering met een hogere dekking. Nederlandse verzekeraars boden deze mogelijkheid niet. De ondernemer voelde zich door de weigering van de aftrek van de premie belemmerd in zijn keuzevrijheid om deel te nemen aan een gunstigere buitenlandse verzekering. Het feit dat buitenlandse verzekeraars om de premies voor Nederlandse belastingplichtigen aftrekbaar te laten zijn de Nederlandse autoriteiten moeten verzoeken om aangewezen te worden als toegelaten verzekeraar is een belemmering vanwege de kosten van zo'n aanwijzing. De Wet IB 2001 vroeg van buitenlandse verzekeraars een zekerheidsstelling. Dat leverde een concurrentienadeel op ten opzichte van Nederlandse verzekeraars. Nederlandse belastingplichtigen worden weerhouden om een verzekering bij buitenlandse verzekeraars te sluiten wanneer de premie niet aftrekbaar is. Volgens Hof Den Bosch is de eis van de aanwijzing een belemmering voor de vrije dienstverrichting als bedoeld in het EG-verdrag.
Een dergelijke belemmering is volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG alleen toegestaan als daarmee een algemeen belang wordt nagestreefd en de maatregel geschikt is om dat doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan noodzakelijk is.
Voor deze belemmering bestaat echter geen rechtvaardiging. De doeltreffendheid van fiscale controles en de bestrijding van belastingvlucht of de noodzaak om de samenhang van het belastingstelsel te waarborgen vormen in ieder geval geen rechtvaardiging voor de belemmering. De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De Advocaat-generaal (A-G) is ook van mening dat sprake is van een belemmering, omdat de van een buitenlandse verzekeraar verlangde zekerheidstelling verder gaat dan de voor een binnenlandse verzekeraar geldende aansprakelijkstelling. Deze zekerheidsstelling is per 11 maart 2004 vervallen door het arrest van het Hof van Justitie in de zaak De Lasteyrie du Saillant. Deze procedure heeft echter betrekking op een eerder jaar, zodat de belemmering in dat jaar nog van toepassing was. Deze belemmering kan niet gerechtvaardigd worden met een beroep op fiscale coherentie en/of doeltreffendheid van fiscale controle. De A-G meent dat het beroep in cassatie ongegrond is.